vite | Jan de Putter
Tiecelijn. Jaargang 17 · dbnl

Van den vos Reynaerde en Reinaert de vos, tweetalige studie van de middeleeuwse satire

De uitgeverij Lalito in Doesburg vroeg mij om een inleiding te schrijven bij deze uitgave uit 2020. Ik heb dit met plezier gedaan.

Toelichting

In 1979 bracht Ernst van Altena (1933-1999) een hertaling van Van den vos Reynaerde uit.[1] Het betrof een berijmde bewerking gebaseerd op het Comburgse handschrift (daarover later meer). Het boek, waarvan de afmetingen nogal afweken van bestaande boeken (25 bij 25 centimeter), was geheel geïllustreerd. Het voor- en achterplat en de titelpagina, maar ook de 76 pagina’s tellende hoofdtekst waren zeer overvloedig voorzien van door Bert Bouman (1921-1979) getekende illustraties, waaronder vier over de gehele pagina. Alle afbeeldingen waren in zwart-wit. Ze zijn des te opvallender omdat Bouman de dieren zo natuurgetrouw mogelijk heeft getekend.

In zijn verantwoording klaagt Van Altena dat, op enkele filologen na, vrijwel niemand de letterlijke tekst kent. Eigenlijk, zo schreef hij, was er maar één redelijk leesbare tekst voorhanden en wel die van de Vlaamse auteur Jan Frans Willems (1793-1846) uit 1843.[2] Bedenk wel dat Van Altena deze tekst schreef in 1979. Inmiddels zijn er een groot aantal toegankelijke tekstedities verschenen. De Reinaert (Van Altena geeft de voorkeur aan deze schrijfwijze) is volgens Van Altena een scherpe satire op de menselijke ondeugden en met name de hypocrisie van de clerus. De liberale Willems durfde in zijn tijd – hij leefde te midden van Vlaamse katholieken en in een streng klerikale cultuur – een letterlijke hertaling niet aan. Hij sloeg hele stukken over en ‘verwijwaterde’ passages. Een gehuwde pastoor degradeerde hij bijvoorbeeld tot koster. Van Altena houdt zich liever aan de originele tekst met al zijn scabreuze en obscene toespelingen. Reinaert de vos werd volgens hem geschreven voor het volk, een spreektekst vooral voor een ongeletterd publiek. Ten tijde van het verschijnen van Van den vos Reynaerde kon alleen de clerus lezen en ‘daarvoor was de Reinaert niet bepaald bestemd’ volgens Van Altena. In zijn bewerking heeft hij zowel de volkstoon als de voordraagbaarheid sterk mee laten wegen. Hij zag daarom af van een tweetalige uitgave (Middelnederlands en moderne Nederlands).[3] Hij bestempelt zijn editie als een ‘volksuitgave’.[4]

De veronderstelling van Van Altena dat Van den vos Reynaerde voor een ongeletterd publiek werd geschreven baseert hij waarschijnlijk op een artikel van Hellinga uit 1957.[5] Hierin introduceert Hellinga een beroepsverteller, een jongleur ‘als leider van een troep van speellieden en akrobaten (sic), de dwerg en de man met de dansende beer, de potsenmaker en de goochelaar.’ De beroepsverteller draagt volgens Hellinga de Reynaert voor op een markt. Dit romantische beeld is inmiddels achterhaald. Het publiek moet tweetalig zijn geweest om toespelingen op dierenverhalen uit de Ysengrimus en de Roman de Renart te kunnen begrijpen. Bouwman en Besamusca veronderstellen dat het hoogstwaarschijnlijk de Vlaamstalige stedelijke elite moet zijn geweest die in zijn jeugd Frans hebben geleerd ter wille van de contacten met handelspartners en de hoge adel. De Reynaert werd geschreven in de dertiende eeuw tijdens de opkomst van de burgerij die zich af ging zetten tegen de invloed van de hoge adel en de kerkelijke gezagsdragers wat het einde van het feodale tijdperk inleidde. Ook het bespottelijk maken van de dorpelingen wijst in die richting.[6]

Van Altena schrijft dat hij zijn tekst baseerde op het Comburgse handschrift, maar nergens geeft hij aan welke editie hij heeft gebruikt. In de tweetalige uitgave van Latilo uit 2015 wordt melding gemaakt van de editie van het Comburgse handschrift van Buitenrust Hellinga uit 1921.[7] Ook de versie van Van den vos Reynaerde, gebaseerd op het Comburgse handschrift in de uitgave van Hellinga uit 1952 (ook daarover later meer), wordt vermeld.[8]

Het Comburgse handschrift is een convoluut[9] bestaande uit een vijftigtal afzonderlijke werken waaronder Die Rose, Van den vos Reynaerd en Van sente Brandane wel de bekendste zijn. Het boek is eeuwenlang verborgen geweest totdat het aan het eind van de achttiende eeuw in het Ritterstift Comburg werd teruggevonden. Over de auteur weten we zo goed als niets. Hij noemt zich ‘Willem die Madocke makede’[10], maar een boek met de titel Madoc is niet overgeleverd. Hij beroept zich op een zekere Aernout die al eerder met een Franse bewerking van de Reynaert begonnen zou zijn, maar die niet had afgemaakt. Ook die mededeling helpt ons niet verder. Er zijn wel pogingen ondernomen om de identiteit van Willem te achterhalen. Hij zou een klerk zijn geweest luisterend naar de naam Willem van Boudelo en woonachtig zijn geweest in de abdij van Boudolo, een cisterciënzerabdij in Klein-Sinaai in Oost-Vlaanderen.[11] De abdij van Boudelo is bekend vanaf 1198, begonnen als kluis van de Sint-Pietersabdij in Gent ontwikkelde de gemeenschap zich tot een grote abdij. In 1578 werd de abdij verwoest door Gentse calvinisten.[12] Op grond van de overgeleverde taalvormen moet de tekst wel uit Oost-Vlaanderen stammen. Willem moet een geletterd man zijn geweest, bekend met Oudfranse dierenverhalen en goed op de hoogte van juridische procedures. Misschien was hij een monnik met wereldse praktijkervaring.[13]

In deze editie zijn beide teksten naast elkaar opgenomen. Op de linkerpagina’s (versozijden) is de tekst uit het Comburgse handschrift integraal overgenomen, op de rechterpagina’s (rectozijden) de volledige hertaling van Ernst van Altena uit 1979.[14] Aan de hoofdtekst gaat een uitgebreide inleiding vooraf. Voor diegenen die het Middelnederlands met moeite beheersen is een verklarende woordenlijst toegevoegd. Deze editie sluit af met een lijst van de gebruikte literatuur.

De uitgever wil met deze editie voorzien in de behoefte aan een toegankelijke tweetalige editie, die geschikt is voor de hoogste klassen van het middelbaar onderwijs. Met name de toevoeging van de Middelnederlandse tekst kan bijdragen aan het vertrouwd raken met Middelnederlandse teksten.

Samenvatting Van den vos Reynaerde

Nu hoort hoe ic hier beghinne // Het was in eenen tsinxen daghe

Koning Nobel de leeuw heeft een hofdag tijdens de Pinksterendagen afgekondigd.[15] Alle dieren komen naar het hof behalve Reynaert de vos. Hij wordt door Ysengrim de wolf beschuldigd van de verkrachting van de wolvin Hersint, door de hond Courtois van diefstal van een worst, door Pancer de bever van een moordaanslag op Cuwaert de haas en van schending van de koningsvrede.[16] De aanklachten worden door Grimbeert de das, de neef van Reynaert, weerlegd totdat de aankomst van het lijk van Coppe de kip, vermoord door Reynaert, de schuld van de vos aantoont. Na de begrafenis van Coppe wordt Reynaert gedaagd om voor het hof te verschijnen. Dit lukt pas na drie dagingen. De eerste twee dagers, Bruun de beer en Tibeert de kater, weet Reynaert in een val te lokken door in te spelen op hun hebzucht. Bruun wordt door Reynaert verleid met honing, Tibeert met muizen. Met de derde dager, zijn neef Grimbeert, gaat hij mee naar het hof waar hij tot de galg zal worden veroordeeld. Op weg naar het hof vraagt de vos of hij een lekenbiecht mag doen bij zijn neef.[17] Tijdens deze biecht verhaalt Reynaert over de vele streken die hij in het verleden heeft uitgehaald, o.a. de verkrachting van Hersint. De veroordeelde Reynaert vraagt aan Nobel of hij voor zijn dood een openbare biecht mag spreken. Daarin rept Reynaert van een complot door Bruun, Ysengrim, zijn eigen vader en Grimbeert de das dat tegen de koning is beraamd en een schat waarmee het complot betaald zou worden. Alleen Cuwaert de haas weet die vindplaats. In ruil voor de schat laat Nobel de vos vrij. Als Ysengrim en Bruun terugkomen van het oprichten van de galg worden zij door Nobel gevangen en opgesloten. Om te voorkomen dat hij mee moet naar de (niet bestaande) bewaarplaats van de schat zegt Reynaert dat hij in de kerkelijke ban is en naar Rome moet om daarvan ontslagen te worden.[18] Vervolgens wil hij als pelgrim doorreizen naar het Heilige Land. Met behulp van koningin Gente slaagt hij erin een pelgrimstas uit de pels van Bruun de beer te verwerven en vier schoenen, waarvoor zowel Ysengrim als Hersint huid van hun poten moeten afstaan. Reynaert verlaat het hof met Belijn de ram (de hofkapelaan) en Cuwaert. In zijn hol (Malpertuus) vermoordt Reynaert Cuwaert en stuurt de hazenkop in de pelgrimstas met Belijn terug naar het hof. Zelf vertrekt Reynaert met zijn vrouw Hermeline en zijn twee kinderen naar de wildernis. De woede van Nobel is groot als hij het bedrog ontdekt. Hij verzoent zich op aanraden van Firapeel de luipaard, de bastaard van de koninklijke familie, met Bruun en Ysengrim en biedt zijn beide baronnen als zoenoffer zowel Belijn als Reynaert en al hun nakomelingen aan. De vrede lijkt uiterlijk hersteld.[19]

De bekendste tekst uit de Middelnederlandse literatuur

Van den vos Reynaerde is de meest geprezen en bekendste tekst uit de Middelnederlandse literatuur. Het boek is geschreven in de tweede helft van de dertiende eeuw. Het is niet overgeleverd, maar we kunnen de ontstaansdatum ongeveer vaststellen tussen 1179, het jaar waarin het Oudfranse dierenverhaal Le Plaid geschreven is, en voor 1279, het jaar waarin Reynardus vulpes verscheen, een Latijnse vertaling van Van den vos Reynaerde. Men gaat er tegenwoordig vanuit dat het werk rond 1260 geschreven moet zijn gezien het gebruik van Willem van een Oudfrans verzamelhandschrift gedateerd na 1205. Daarnaast doet de versbouw vermoeden dat het gedicht aan het begin van de tweede helft van de dertiende eeuw is geschreven. Jacob van Maerlant[20] verklaart in zijn Rijmbijbel (1271) om het waarheidsgehalte van zijn dichtwerk aan te prijzen ‘dit nes niet madox droem / noch reinard noch arturs boerden’. Hij beschimpte hiermee de leugenachtige verzinsels in Van den vos Reynaerde dat niet al te lang van tevoren geschreven zal zijn, aldus André Bouwman en Bart Besamusca in het nawoord van hun editie uit 2002.[21]

Vanaf de dertiende eeuw bestaat er in het Nederlands een ononderbroken traditie van Reynaert-verhalen die doorloopt tot op de dag van vandaag. Van den vos Reynaerde is omstreeks 1375 omgewerkt en uitgebreid tot een nieuwe tekst: Reynaerts historie. Ook deze tekst is verloren gegaan. Wij kennen Reynaerts historie uit een handschrift uit circa 1470. Op een onverklaarbare reden verdwijnt Van den vos Reynaerde in de vijftiende eeuw uit het zicht en begint Reynaert historie tot het eind van de achttiende eeuw aan zijn Europese zegetocht. Er verschijnen enerzijds edities in het Neder- en het Hoogduits, het Engels, het Latijn, het Deens, Zweeds, IJslands en het Frans, anderzijds een continue reeks Nederlandse Reynaert-drukken tot aan de negentiende eeuw. In het begin van die eeuw wordt Van den vos Reynaerde herontdekt. Daarna wordt de Nederlandse Reynaert-traditie zeer veelvormig, omdat sindsdien zowel Van den vos Reynaerde als Reynaerts historie op allerlei verschillende manieren tot op de dag van vandaag voor allerlei verschillende soorten publiek zijn bewerkt.[22]

In de Reynaert komen veel dubbelzinnige, erotisch getinte passages voor. Bij de meeste passages ligt de dubbelzinnigheid er duimendik bovenop en is de bedoeling van de auteur overduidelijk. Andere passages zijn alleen te begrijpen als men op de hoogte is van eerder ontstane teksten waarnaar verwezen wordt (zgn. intertekstualiteit) of waarop wordt gezinspeeld. Een derde categorie is alleen te doorgronden als men de context waarin de Reynaert geschreven is, kent. Het gaat dan om tijdgebonden situaties of uitdrukkingen die wij maar met moeite kunnen achterhalen, omdat de context waarin de Reynaert geschreven is (nog) niet voldoende bekend is. In talloze studies en artikelen zijn vele suggesties aangedragen. Hele boekenkasten zijn er mee volgeschreven, maar het zou hier te ver voeren om daar een overzicht van te geven. In het hoofdstuk ‘Veel gebruikte edities en studies in het Reynaert-onderzoek’ in deze editie staan enkele tips voor wie verder wil lezen.

Reynaert door de eeuwen heen

De Reynaert gaat terug op eeuwenoude bronnen. Voordat in de zesde eeuw voor Christus fabels opgeschreven werden, waren er al in het Nabije-Oosten fabelverzamelingen in omloop waarin thema’s en motieven voorkomen die terug te vinden zijn in de Reynaert. Uit Egypte is bijvoorbeeld het verhaal bekend van een strijd tussen Seth en Horus, twee goden die elkaar bekampen, waarbij Seth bij Horus een oog uitrukt en Horus de testikels van Seth castreert. Dit vinden wij in vijftiende eeuw terug in Reynaerts historie (RII).[23] Reynaert bevecht in een tweekamp zijn oom Ysengrim. De wolf verliest in de strijd een oog en wordt door Reynaert bij zijn testikels het strijdperk rondgezeuld.[24]

Uit de zesde eeuw voor Christus zijn fabels overgeleverd die toegeschreven zijn aan Esopus. Deze fabels zijn bekend in de twaalfde en dertiende eeuw. Ze zijn o.a. door Avianus (circa 400 na Christus) en door de onbekende Romulus in het eerste millennium, maar voor het einde van de negende eeuw – de precieze datering is onzeker – in het Latijn vertaald.[25] Verschillende thema’s uit latere vertalingen en bewerkingen komen voor in de Reynaert. Bijvoorbeeld het stropen van de huid van een gevilde wolf om de zieke koning, de leeuw, te genezen vinden wij in een aangepaste vorm terug in de Reynaert als de huid van Bruun en de poten van Ysengrim en Hersinde gevild worden om er een pelgrimstas en schoenen voor Reynaert van te maken.

Uit circa 1050 stamt volgens Jacob Grimm (1785-1863) het oudste dierenepos Ecbasis cuiusdam captivi.[26] Hij ontdekte in 1838 het Latijnse cento[27] dat reminiscenties[28] bevat van Horatius, Vergilius, Ovidius, Prudentius en andere christelijke schrijvers. De Ecbasis Captivi bestaat uit een proloog en een epiloog, met daartussen een fabel, de zogeheten buitenfabel, die een andere fabel, de binnenfabel, omlijst. In de proloog kijkt een kloosterling terug op zijn leven en vergelijkt zich met een arm kalfje dat meestal aan een paal vastgebonden staat. Het kalfje wordt dan ook de hoofdfiguur van de buitenfabel, het eigenlijke verhaal. In de buitenfabel wordt de ontsnapping beschreven van het gevangen kalfje van Toul in de Vogezen (in het jaar 812), dat echter maar weinig van zijn veroverde vrijheid kan genieten. Het valt immers in de klauwen van een duivelse wolf, die over twee dienaren beschikt, een otter en een egel. De wolf is van plan het kalf de volgende dag, paaszondag, op te eten. Het slachtoffer weet echter nogmaals te ontsnappen. Op zoek naar het kalf, blijkt de wolf voor niemand bang te zijn, behalve voor de vos. De otter en de egel vragen waarop zijn angst teruggaat en zo komt de wolf ertoe dit te vertellen in een flashback, de ‘binnenfabel’. Het is de fabel over de zieke leeuw en het advies van de vos om een pels van een wolf ter genezing om te doen.[29] De wolf en de vos zijn in dit samenraapsel van gedichten elkaars tegenstanders. De fabel over de zieke leeuw komt ook in de cento voor. Verder bevat de Ecbasis veel parodieën op de levenswijze van de lage geestelijkheid, vraatzucht, overmatig drankgebruik, smerige keukens en smerige bedienden, niet gerechtvaardigde trots over iemands afstamming en pocherij. De Ecbasis heeft zijn stempel gedrukt op de latere branches van Le Roman de Renart.[30]

Ook de Ysengrimus kan gezien worden als een voorloper van de Reynaert. De Ysengrimus is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan in Gent rond 1148-1149. De auteur – zijn naam is onbekend, al wordt soms meester Nivardus naar voren geschoven – put uit vele bronnen. Mark Nieuwenhuis noemt in het nawoord bij zijn vertaling ‘reeds bestaande schriftelijk overgeleverde Aesopische fabels, dierenpoëzie uit de Karolingische tijd en de Ecbasis Captivi’. Ook haalde de auteur zijn stof uit de orale traditie: fabels, spreekwoorden en uitingen van bijgeloof en verhalen uit eigen koker. Vergilius en Ovidius inspireerden de dichter voor de poëtische vorm en structuur.[31] Veel van de verhalen vinden wij terug in de Reynaert. Met name het overspel van Reynaert met Hersint en het monnik worden van de wolf in het klooster in Elmare, maar ook de visvangst van de wolf die het met het verliezen van zijn staart moet bekopen, zijn ontleend aan de Ysengrimus.[32]

Omstreeks 1175 schreef de Fransman Pierre de Saint-Cloud het eerste Reynaert-verhaal in de (Franse) volkstaal. Er zouden er nog 25 volgen die samengevoegd werden in Le Roman de Renart. De eerste branches werden opgetekend tussen 1174 en 1177, de laatste tussen 1205 en 1250. Willem heeft vooral ontleend aan branche 1 (1179) Le jugement de Renart, maar ook andere branches inspireerden hem tot de bewerking van de Middelnederlandse Van den vos Reynaerde.[33]

Handschriften en fragmenten

De Reynaert zoals wij die nu in de eenentwintigste eeuw kennen, is ons overgeleverd in handschriften en fragmenten. De oorspronkelijke Reynaert (proto-Reynaert) uit de dertiende eeuw is verloren gegaan. Circa 1375 kreeg Van den vos Reynaerde, zoals hierboven al werd aangegeven, een vervolg: Reynaerts historie.

De werken, volledig bewaarde handschriften en fragmenten, werden door wetenschappers voorzien van een hoofdletter (een sigle), zodat duidelijk is over welk werk men spreekt. Geraadpleegd is Hellinga’s synoptische uitgave van de bronnen vóór 1500.[34] Uitgebreide beschrijvingen van de handschriften en de fragmenten zijn te vinden in Reynaert in tweevoud. Deel I. Van den vos Reynaerde.[35] De werken worden hier alfabetisch opgesomd.

A: Comburgse handschrift, Van den vos Reynaerde (circa 1410). Volledig overgeleverd handschrift.[36]

B: Reynaerts historie, 1470. Het eerste deel van dit handschrift loopt parallel met Van den vos Reynaerde. Het tweede deel is een vervolg waardoor het verhaal bijna tweemaal zo lang is.

C: Haagse fragmenten (fragment van Wyn) Reynaerts historie (jaar van ontstaan onbekend).

E: Darmstadse fragment Van den vos Reynaerde (circa 1275). Dit fragment bestaat slechts uit één geschonden dubbelblad.

F: Dyckse handschrift, Van den vos Reynaerde (circa 1375). Volledig overgeleverd handschrift.[37]

G: Rotterdamse Fragmenten van Van den vos Reynaerde (circa 1260-1280). De oudst bekende bron van Van den vos Reynaerde.

J: Brusselse fragmenten Van den vos Reynaerde (circa 1425). De fragmenten zijn in 1971 pas ontdekt en zijn daarom niet opgenomen in de editie van Hellinga (1952).

L: Reynardus vulpes (circa 1475). Latijnse vertaling van Van den vos Reynaerde. De oorspronkelijke Latijnse versie uit circa 1270 is verloren gegaan. Wij kennen deze bewerking uit een incunabel.[38]

Incunabelen en volksboeken

De volkstalige overlevering splitst zich in de vijftiende eeuw in twee takken: prozaversies en rijmversies. Reynaerts historie wordt bewerkt tot een prozatekst en door Gheraert Leeu in 1479 in Gouda en door Jacob Jacobsz van der Meer in 1485 in Delft in gedrukte vorm uitgeven. De tweede tak wordt gevormd door de rijmincunabel D. Het betreft een berijming van Reynaerts historie. De zgn. Cambridge-fragmenten (voorheen Cullemann-fragmenten) uit circa 1490) zijn resten van een rijmincunabel geschreven door Hinrek van Alckmer. Er zijn slechts zeven zeer beschadigde bladen bewaard gebleven.

Vanaf de zestiende eeuw verschijnen er zgn. volksboeken. De benaming staat voor een lange reeks van uitgaven in Noord- en Zuid-Nederland van zeer eenvoudige boekjes bestemd voor grote groepen van de bevolking. Deze boekjes werden als ontspanningslectuur op de markt gebracht. Ze zijn klein van formaat, gedrukt op grauw papier en voorzien van versleten of slecht nagemaakte houtsneden. Het zetwerk is slordig. Het eerste volksboek (proto-H[39]) is verloren gegaan. Men onderscheidt drie groepen die teruggaan op de verloren stamvader: twee drukken van Plantijn (H 1564 en H 1566, de ‘Plantiniana’), de Noord-Nederlandse volksboeken (Hn) en de Zuid-Nederlandse volksboeken (Hz).

De Platiniana

In 1564 en 1566 verschenen bij de drukkerij van Plantijn (ca. 1520-1589) in Antwerpen twee drukken.[40] De eerste druk uit 1564, Reynaert de vos (H 1564), was een met zorg uitgevoerd boekje dat waarschijnlijk als schoolboek werd gebruikt. De tweede druk uit 1566, Reynaert de vos, Reynier le renard (H 1566), was zeker een schoolboek gemaakt ‘op dat iongers (voor den welcken wijt gedaen hebben) meerdere vorderinge hebben om Francoysch te leeren’.[41] De Nederlandse tekst en de Franse vertaling zijn naast elkaar in twee kolommen afgedrukt.[42]

Beide drukken werden eind jaren zestig op de index geplaatst van verboden boeken.[43] Alva gaf aan theologen van de Leuvense Universiteit eind jaren zestig van de zestiende eeuw de opdracht een lijst samen te stellen van verboden auteurs, verboden boeken en verboden passages, toegespitst op de Lage Landen.[44] Christoffel Plantijn (1520-1589) drukte van 1569 tot 1571 verschillende versies van deze Index. Tot zijn eigen verbazing las hij dat zijn Reynaert-druk uit 1566 ook tot de ‘Duytsche verboden boecken’ behoorde. Hij had dit boek in een oplage van 1600 stuks gedrukt. Hiervan had hij er nog 950 in voorraad die hij stuk voor stuk moest verpulveren.[45] Slechts twee exemplaren zijn, zover ons bekend is, overgeleverd.[46] Pas nadat de tekst herzien was, werd Reynaerts historie weer op de markt gebracht.

Noord-Nederlandse volksboeken

Noord-Nederlandse drukken (Hn) zijn vanaf 1589 tot 1795 zonder grote onderlinge verschillen steeds opnieuw uitgegeven. Bekend zijn 22 drukken.[47] De tekst is zonder grote ingrijpende verschillen gelijk aan die van Plantijn uit 1564. Deze boekjes fungeerden als goedkope ontspanningslectuur.

Zuid-Nederlandse volksboeken

De Zuid-Nederlandse drukken zijn ook zonder grote onderlinge verschillen steeds opnieuw uitgegeven. Bekend zijn 31 drukken.[48] De boekjes fungeerden als schoolboekjes en als ontspanningslectuur. De tekst is een verkorte versie van die in de Plantiniana en de Noord-Nederlandse volksboeken en verschilt aanzienlijk van de twee andere groepen. De Zuid-Nederlandse volksboeken zijn ‘gezuiverd’. Alles wat als ketters en grievend voor de rooms- katholieke kerk kon worden opgevat werd of bewerkt of verwijderd.[49] Het aantal hoofdstukken was verminderd van 69 naar 31. Deze herziene versie verscheen voor het eerst in 1614 en was voorzien van een zogenaamde ‘Approbatie’, een goedkeuring door een kerkelijke boekenkeurder.

Bewerkingen vanaf de negentiende eeuw tot heden

Het moderne Reynaertonderzoek start nadat Friederich David Gräter (1768-1830), een rector van een Gymnasium in Duitsland, aan het eind van de achttiende eeuw (circa 1796) in het Ritterstift Comburg een verzamelhandschrift aantreft met daarin onder andere het dierenepos Van den vos Reynaerde (A). Gräter was een van de eerste Duitse wetenschappers die zich voor de herwaardering van het vergeten Germaanse cultuurgoed inzette. Na melding van deze vondst volgde een stroom van publicaties over en edities van de teksten, waaronder de Reynaert.[50] Jacob Grimm had grote belangstelling voor de vondst van Gräter, hij bereidde een uitgave voor van de Middelhoogduitse Reinhart Fuchs (circa 1180). Door de belangstelling van Jacob Grimm besloot Gräter een afschrift van de Reynaert te publiceren in het tijdschrift Bragur (1812).[51] De vondst en de publicatie werden in Nederland in die dagen onderschat. Scheltema, die in 1826 de Nederduitse Reintje de vos met een Nederlandse vertaling in proza herdrukte, moest zich tegenover een vriend verweren dat hij een ‘stalletjesboek’ uitbracht dat waarschijnlijk niet overeenkwam met ‘zijne stand en zijne jaren’. Jacob Grimm gaf een toelichting bij zijn uitgave van Reinhart Fuchs waarin hij gewag maakte van de hoge historische waarde van de Reynaert. Hij gaf het startsein voor het moderne Reynaert-onderzoek wat een schat aan bewerkingen en edities ten gevolge had. De bewerkingen werden in hedendaagse taal omgezet zodat men de inhoud van het eeuwenoude verhaal beter kon begrijpen en ‘van de beschreven parodieën kon genieten’, zoals Muller in 1944 opmerkte.[52] Naast deze omzettingen werden in de tekst veranderingen uit overwegingen van fatsoen aangebracht.

Het is onmogelijk om alle uitgebrachte edities en wetenschappelijke studies na 1800 hier te behandelen. In Deel 1 van Reynaert in tweevoud, Van den vos Reynaerde, en in Deel 2 van Reynaert in tweevoud, Reynaerts historie, staat in beide edities een gigantische bibliografie van enkele pagina’s lang. Beide bibliografieën zijn digitaal te raadplegen.[53] Enkele daarin opgenomen werken zijn uiterst bruikbaar voor wie zich verder wil verdiepen in de Reynaert.

Veel gebruikte edities en studies in het Reynaert-onderzoek

Allereerst de alom geprezen diplomatische editie van W. Gs Hellinga uit 1952.[54] In deze editie zijn alle handschriften, fragmenten en de incunabelen van voor 1500 opgenomen. Een ideaal naslagwerk om de veranderingen in de teksten in de loop der eeuwen na te gaan.

Wie verder onderzoek wil doen naar de veranderingen in de teksten raad ik de synoptische[55] en diplomatische[56] editie De gedrukte Nederlandse Reynaerttraditie aan.[57] In deze uitgave worden de gedrukte Nederlandstalige versies van de Reynaert uit de periode van 1500 tot 1700 voor het eerst gezamenlijk toegankelijk gemaakt. In de inleiding bij deze synoptische editie geeft Paul Wackers een overzicht van de Nederlandse Reynaert-traditie. De editie bevat de uitgaven van Plantijn uit 1564 en 1566 (inclusief de Franse paralleltekst), de tekst van Schinkel uit 1589 (als representant van het Noord-Nederlandse volksboek), de uitgave van Verdussen van omstreeks 1700 (als voorbeeld van het Zuid-Nederlandse volksboek) en de berijming van Segher van Dort uit 1651. Om zowel Hellinga's standaarduitgave van de bronnen van Van den vos Reynaerde als deze editie tegelijk te kunnen gebruiken, is de uitgave van Leeu uit 1479 als scharnierfunctie toegevoegd. Bovendien zijn alle houtsneden uit de gebruikte bronnen in dit boek afgebeeld, zodat ook de illustraties doorlopend vergeleken kunnen worden.

Voor de juiste datering en beschrijvingen van de Europese Reynaert-traditie is het naslagwerk van Hubertus Menke: Bibliotheca Reinardiana beslist een must.[58] Niet alleen vindt men daar de Europese traditie vanaf de handschriften tot de latere volksboeken tot in de 19de eeuw terug, maar ook verwijzingen naar secundaire literatuur. Menke is van plan om nog een editie met alle Reynaert-drukken van na 1800 tot 2000 uit te gaan geven.

De tekst van het Comburgse handschrift is in enkele uitgaven volledig uitgebracht. Onder andere in de editie van Josef Janssens e.a. is Van den vos Reynaerde is het Comburgse handschrift als een facsimile[59] van Van den vos Reynaerde afgedrukt.[60] Daarna volgen in deze editie de diplomatische transcriptie, woordverklaringen, tekstkritische, paleografisch commentaar en aantekeningen. Ook worden sociaal-culturele achtergronden besproken en wordt de tekst van verklarend commentaar voorzien. Een bibliografie sluit deze prachtig uitgevoerde editie af. Het facsimile is volledig in kleur en ook zijn er veel afbeeldingen en foto’s in de begeleidende teksten in kleur opgenomen.

Een zeer streng wetenschappelijke uitgave is de diplomatische editie van H. Brinkman en J. Schenkel: Het Comburgse handschrift. De uitgave bestaat uit twee dikke delen die de volledige codex bestaande uit zes boeken beschrijven waaronder Vanden vos Reynaerde.[61] In het eerste deel (800 pagina’s) worden alle teksten wetenschappelijk besproken en wordt vanaf pagina 113 een begin gemaakt met de diplomatische transcripties van alle teksten.[62] In deel 2 (ruim 750 pagina’s) wordt de rest van de codex diplomatisch getranscribeerd en volgen een aantal bijlagen waaronder een overzicht van de correcties in de teksten, een zeer uitgebreide literatuuropgave en registers van opschriften, incipits[63], namen en plaatsen en een lijst van afbeeldingen die in de beide delen zijn opgenomen. Een zware jongen onder de tekstedities.[64]

Voor wie het wat rustiger aan wil doen, raad ik aan om met de kritische[65] tekst van Lulofs te beginnen Van den vos Reynaerde. De tekst is kritisch uitgegeven met woordverklaringen, commentaar en tekstkritische aantekeningen. Ik gebruikte de tweede verbeterde druk uit 1985. Lulofs benadrukt vooral de juridische aspecten in Van den vos Reynaerde.[66]

De al eerdergenoemde edities van André Bouwman & Bart Besamusca en Paul Wackers uit 2002, zijn diplomatische transcripties van Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie. Beide edities zijn voorzien van woordverklaringen in de voetnoten en aantekeningen na de hoofdtekst met achtergrondinformatie voor een beter begrip van de tekst. Verder treft men veel informatie aan over de auteur, de literaire traditie, de tekst, het publiek, de overlevering en receptie, de edities en de stand van het onderzoek (2002), de illustraties en literatuurverwijzingen. Het boek sluit af met aanwijzingen bij het lezen van Middelnederlands. De uitgebreide bibliografie en nog veel meer maken deze beide zeer gebruiksvriendelijke edities geschikt voor studenten en geïnteresseerde leken.

Voor wie belangstelling heeft voor de culturele en sociale achtergronden in de Reynaert moet beslist Reinaerts streken: van 2000 voor tot 2000 na Christus van Josef Janssens en Rik van Daele raadplegen.[67] In 317 pagina’s wordt over Reynaert verhaald. Aan bod komen o.a. Mesopotamische kleitabletten, de Griekse fabeldichter Aesopus, de Ysengrimus, de Franse Roman de Renart en het Middelnederlandse Van den Vos Reynaerde en Reynaerts historie. Ook de Reynaertuitgaven van Goethe, Gezelle, Streuvels, Huysmans en Timmermans komen aan de orde. Behandeld worden ook fascistische uitgaven en uitgaven van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog, de bemoeienis van Reynaert met de krakersbeweging en Reynaert in stripverhalen. Het boek bevat vele kleurenillustraties.

Nog meer te genieten valt er in de editie van Stijn Streuvels uit 1910. Deze editie bevat een bewerking in proza van Van den vos Reynaerde voor volwassenen. Streuvels volgt zo getrouw mogelijk de bron, inclusief de scabreuze en obscene passages. Wel is de paap nog een koster wiens neus wordt afgebeten i.p.v de paap van wie een van de testikels wordt gecastreerd door Tibeert de kater.[68] Niet zo zeer de tekst is opvallend voor die tijd, maar vooral de prachtig uitgevoerd litho’s in kleur. Een lust voor het oog.[69]

Ook aanbevelingswaardig is Vossenlucht van Yvan de Maesschalck, een boek vol wetenwaardigheden over het recente Reynaertonderzoek.[70] Korte biografie met enkele wetenschappelijke werken

Ik besluit deze korte bibliografie met enkele wetenschappelijke werken die ook zeer nuttig kunnen zijn bij verder onderzoek.

J.W. Muller, bracht in 1917 een Critische commentaar op Van den vos Reinaerde naar de thans bekende handschriften en bewerkingen uit. Naast deze editie is ook zijn uitgave uit 1944 interessant: Beide werken zijn door nieuwe inzichten op sommige plaatsen wat achterhaald, maar wel interessant om te zien hoe het Reynaertonderzoek zich in de twintigste eeuw ontwikkeld heeft.[71]

Het Reynaertonderzoek heeft in de lage landen enkele doctoren opgeleverd. Over de intertekstualiteit tussen de Roman de Renart en de Reynaert kan men zeer goed terecht bij André Bouwman’s Reinaert en Renart. Het dierenepos Van den vos Reynaerde vergeleken met de Oudfranse Roman de Renart. In twee delen toont hij op overtuigende wijze aan waar Willem zijn inspiratie vandaan haalde. Zijn dissertatie is digitaal te raadplegen.[72]

Rik van Daele promoveerde in 1994 met zijn proefschrift Ruimte en naamgeving in Van den vos Reynaerde. De omvangrijke dissertatie valt uiteen in twee grote delen: in deel I geeft hij een chronologisch overzicht van het onderzoek naar de Reynaert-toponymie van de afgelopen 160 jaar; deel II is bedoeld als de analyse van de ruimte in Van den vos Reynaerde. De handelseditie is digitaal te raadplegen.[73]

Paul Wackers ten slotte doet uitgebreid onderzoek naar het taalgebruik in Reynaerts historie: De waarheid als leugen. Een interpretatie van Reynaerts historie.[74] Deze handelseditie is ook digitaal beschikbaar. Een recensie van de hand van André Bouwman uit 1993 geeft een goed inzicht in de inhoud van deze dissertatie.[75]

Voor wat betreft de houtsneden in de incunabelen raad ik het standaardwerk van Ina Kok uit 2013 aan. In vier dikke delen geeft zij een volledig overzicht van de Nederlandse en Vlaamse houtsneden in de incunabelen. Niet alleen bevatten deze vier delen 3.800 afbeeldingen maar ook informatie over de conditie waarin de houtsneden verkeren en waar zij verschenen.[76]

Naast deze min of meer wetenschappelijke werken zijn er vanaf 1800 tot heden talloze Reynaert-uitgaven uitgebracht. Tekstedities van Van den vos Reynaerde en Reynaerts historie, maar ook secundaire literatuur zoals artikelen in vele tijdschriften en diepgaande studies. Om een indicatie te geven raadpleegde ik op de website van het Reynaertgenootschap De bibliografie van de Nederlandstalige Reynaert-bewerkingen van 1800 tot heden. Vanaf 1800 tot 2014 zijn er welgeteld 268 Reynaertuitgaven verschenen.[77] Alle in deze inleiding aangehaalde werken zijn ook in deze bibliografie terug te vinden. Per jaar verschijnen nog steeds nieuwe Reynaertuitgaven die later ook in deze catalogus zullen worden opgenomen.

 

 

Eindnoten

 [1] Ernst van Altena, 1979.

[2] Jan Frans Willems was een Vlaamse schrijver en prominent lid van de Vlaamse Beweging.

[3] Het Middelnederlands is een voorloper van de moderne Nederlandse taal. Het werd tussen 1200 en 1500 in het huidige Nederlandse taalgebied gesproken.

[4] ‘Verantwoording’ in de editie van Van Altena 1979, p. 79-80.

[5] W. Gs Hellinga 1957, p. 11-23.

[6] André Bouwman en Bart Besamusca 2002, p. 188-193.

[7] F. Buitenrust Hettema en H. Degering 1921.

[8] W. Gs Hellinga 1952.

[9] Een convoluut is een boek, waarin handschriften of drukken, die wat hun ontstaan betreft niets met elkaar te maken hebben, door een bezitter zijn samengebonden.

[10] De eerste regel van Van den vos Reynaerde waarin de auteur zichzelf voorstelt als schrijver van een werk dat niet is overgeleverd. Het betreft de eerste regel uit het Dykse handschrift (F). In het Comburgse handschrift (A) zijn deze woorden weggekrabd (een rasuur) en vervangen door ‘vele bouke’. Hellinga 1952, p. 2. Zie voor de benamingen en het gebruik van de hoofdletters (sigles) in het Reynaertonderzoek het hoofdstuk ‘Handschriften en fragmenten’ in deze inleiding.

[11] Rudi Malfliet probeerde aan te tonen dat ‘Willem die madocke maecede’ hoogstwaarschijnlijk Willem van Boudelo is. Malfliet 2010, p. 237-273. Zijn conclusies zijn omstreden. André Bouwman weerlegt de conclusies van Malfliet, André Bouwman 2011, p. 306-307. Ook Rik van Daele zocht in deze richting. Rik van Daele 2005, p. 179-205.

[12] Malfliet 2010, p. 141 en p. 243-247.

[13] André Bouwman en Bart Besamusca 2002, p. 174.

[14] Recto is de voorzijde en verso is de achterzijde van een blad papier, papyrus of perkament. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt bij de beschrijving van oude handschriften of bankbiljetten.

[15] Een hofdag was vroeger in verhalen een bekend verschijnsel. Het was een dag waarop de koning al zijn vazallen, zijn edelen, bijeenriep om de klachten van het volk te horen en recht te spreken. Als alles goed afliep werd er feest gevierd.

[16] De koningsvrede, die tegelijkertijd met het bekendmaken van de hofdag werd uitgeroepen, hield in dat geen van de onderdanen zijn wapens mocht gebruiken of iemand anders lichamelijk letsel toebrengen. Ook moesten alle vetes worden opgeschort. Schending van deze koningsvrede werd zeer zwaar bestraft.

[17] De naam voor de zondenbelijdenis die bijvoorbeeld soldaten op het slagveld of kloosterzusters aan haar abdis deden die men in de Middeleeuwen deed aan diakens en zelfs aan leken en waarbij men hoopte, omdat geen priester aanwezig was, die de absolutie (vergiffenis) kon geven, door deze nederige daad van God vergiffenis te verkrijgen van zonden.

[18] In de ban doen (of excommunicatie) is het uit een kerkelijke gemeenschap uitstoten van iemand die volgens de gezagsdragers volhardt in de zonde.

[19] Vrij naar Paul Wackers 1983, p.271.

[20] Jacob van Maerlant (Brugse Vrije, ca. 1230-1235 – ca. 1288-1300) was een Vlaams dichter uit de dertiende eeuw en een van de belangrijkste Middelnederlandse auteurs.

[21] André Bouwman en Bart Besamusca 2002. p. 174.

[22] Paul Wackers 2007, p. VII.

[23] In het Reynaertonderzoek onderscheidt men ‘Reynaert I’ (Van den vos Reynaerde) en ‘Reynaert II’ (Reynaerts historie). Reynaert I is de oudste Nederlandse versie geschreven rond 1260. In circa 1375 kreeg Reynaert I een vervolg waardoor het verhaal tweemaal zo lang werd: Reynaert II.

[24] Jean Caparts zag in 1921 een duidelijke overeenkomst tussen het dierenepos en de Egyptische overlevering. Caparts vergelijking van de strijd tussen de Egyptische goden Horus en Seth met het conflict tussen Ysengrim en Renart duidt stellig een rechtstreeks verband aan. Jean Caparts 1921, 113-118. Geraadpleegd werd het artikel van P.K. King 1977, p. 295-296.

[25] Zie voor een zeer gedetailleerd overzicht van het ontstaan van de fabelverzamelingen in tweeënhalf millennia Hans Rijns en Willem van Bentum 2016, p.19-21.

[26] Jacob Ludwig Karl Grimm was een Duits jurist, taal- en letterkundige. Hij was hoogleraar in Göttingen en Berlijn, en verrichtte baanbrekend werk op het gebied van de lexicografie, de vergelijkende taalkunde en de mythologie. Jacob Grimm werkte vaak samen met zijn jongere broer Wilhelm Grimm.

[27] Een cento is een literaire tekst die gekenmerkt wordt door het creatief invlechten van citaten van andere auteurs of andere teksten, vaak bewust uit hun context geciteerd. De auteur demonstreert hiermee zijn belezenheid en appelleert aan het plezier van de herkenning bij een geletterd publiek.

[28] Reminiscenties zijn teksten die herinneringen oproepen aan teksten uit het verleden.

[29] Paul Verhuyck 2000, p. 33-34.

[30] Een branche (tak) is een op zichzelf staande tekst die deel uitmaakt van een groter geheel. Zo bestaat de Roman de Renart uit 26 afzonderlijke verhalen (branches), geschreven door verschillend auteurs tussen 1174 en 1250.

[31] Mark Nieuwenhuis 1997, p. 226, 228 en 234.

[32] Lulofs 1985, p. 20-23. Rijns 2017, p. 115-116.

[33] J., A. Dufournet en Méline 1985, p. 499-500. Zie ook: André Bouwman 1991.

[34] Hellinga 1952, p. IV.

[35] André Bouwman en Bart Besamusca 2002. p. 194-196.

[36] Het handschrift is vernoemd naar de vindplaats aan het eind van de achttiende eeuw: Ritterstift Comburg bij Swäbische Hall in Baden-Wűrtenberg.

[37] In 1907 werd dit handschrift ontdekt in het Schloss Dyck bij Neuss in Rheinland-Westfalen.

[38] Een incunabel of wiegendruk is een vel of boek dat is gedrukt vanaf de uitvinding van de boekdrukkunst omstreeks 1440 tot 1500.

[39] De volksboeken worden met het sigle H aangeduid.

[40] Christoffel Plantijn was een invloedrijke boekdrukker en uitgever van Franse afkomst, die werkte in Antwerpen en Leiden.

[41] Uit de voorrede door de schoolmeester Florianus in H 1566, in: Rijns 2007, p. 14.

[42] Rijns 2007, p. XXVI.

[43] Index: lijst van boeken die voor rooms-katholieken verboden waren.

[44] Álvarez de Toledo y Pimentel (beter bekend als Alva) (1507-1582), derde hertog van Alba, was een Spaanse generaal en landvoogd van de Nederlanden aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Zijn bewind leidde tot een verheviging van de opstand in de Habsburgse Nederlanden en uiteindelijk tot het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

[45] Langereis 2014, p. 233-237.

[46] Een exemplaar berust in de Staatsbibliothek in München, signatuur Rar. 714. Het tweede exemplaar wordt bewaard in de Koninklijke Bibliotheek Albert I in Brussel, signatuur L.P. 3678 A.

[47] Menke 1992, p. 129-145.

[48] Menke 1992, 155-178.

[49] Rijns 2015, p. 99-118.

[50] Brinkman en Schenkel 1997, p. 9.

[51] Brinkman en Schenkel 1997, p. 14.

[52] Muller 1944, p. 47.

[53] Bouwman en Besamusca 2002, p. 247-257. https://www.dbnl.org/tekst/_vos001vosr25_01/_vos001vosr25_01_0012.php. Wackers 2002, p. 441-445, https://www.dbnl.org/tekst/_rei001rein03_01/_rei001rein03_01_0020.php

[54] Hellinga 1952.

[55] Een synoptische editie is een teksteditie waarin de verschillende redacties van een tekst parallel naast elkaar afgedrukt worden om zo optimaal inzicht te geven in de varianten.

[56] Een diplomatische editie is een teksteditie waarin de tekst gegeven wordt zoals het lezende oog deze na het gereed komen van een codex (handschrift) of druk zag. Dat impliceert dat iedere vorm van tekstkritiek in de tekst uitgesloten is.

[57] Rijns 2007.

[58] Menke 1992.

[59] Een facsimile is een replica van een handschrift of oude druk. De term komt van het Latijnse fac simile en betekent letterlijk ‘maak gelijkend’.

[60] J. Janssens, Rik van Daele, Veerle Uyttersprot en Jo de Vos 1991.

[61] Met een codex wordt een gebonden boek uit de late oudheid of middeleeuwen aangeduid. Het woord codex is afgeleid van het Latijnse caudex wat houtblok betekent.

[62] Een transcriptie is in de taalkunde het zo getrouw mogelijk weergeven van een geschreven tekst.

[63] Het incipit van een tekst bestaat uit de eerste woorden van de beginregel. Incipit is Latijn voor ‘het begint’.

[64] Brinkman en Schenkel 1997.

[65] Een kritische editie is een editie van een werk waar meerdere manuscriptvarianten van bestaan (dit geldt vooral voor oudere literatuur) of waarvan meerdere drukken bestaan die van elkaar verschillen. Ook kan een kritische editie betekenen dat de editeur volgens duidelijk verantwoorde criteria een aantal ingrepen heeft verricht, zoals het oplossen van afkortingen of het verbeteren van duidelijke schrijf- of zetfouten. Dit laatste is het geval in de editie van Lulofs 1985.

[66] Lulofs 1985.

[67] Janssens en Van Daele 2001.

[68] In de oorspronkelijke tekst van Van den vos Reynaerde (handschrift A) wordt van een dorpspriester door Tibeert de kat, die in het nauw is gedreven, een van zijn testikels afgebeten.

[69] Streuvels 1910.

[70] Maesschalck 2016.

[71] Muller1917 en Muller 1944.

[72] Bouwman 1991: https://www.dbnl.org/tekst/bouw008rein02_01/bouw008rein02_01_0001.php .

[73] Van Daele 1994: https://www.dbnl.org/tekst/dael009ruim01_01/ .

[74] Wackers Paul 1986.

[75] https://repository.ubn.ru.nl/handle/2066/113157 Bouwman 1993 p. 119-122.

[76] Kok 2013.

[77] http://www.Reynaertgenootschap.be/node/283

Gebruikte literatuur

   Veel van de in deze lijst opgenomen werken zijn digitaal beschikbaar. Zij zijn opgenomen in de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren (DBNL). Door de titel van een werk in te toetsten in een zoekmachine verschijnt het gezochte werk met het achtervoegsel Dbnl. De DBNL is een digitale collectie van teksten die behoren tot de Nederlandse letterkunde, taalkunde en cultuurgeschiedenis van de vroegste tijd tot heden. De collectie representeert het hele Nederlandse taalgebied.

Altena, Ernst van, Reinaert de vos. De middeleeuwse satire door Ernst van Altena hertaald en met tekeningen van Bert Bouwmans geïllustreerd. Amsterdam, 1979.

Altena, Ernst van, Lalito, Reinaert de vos, de middeleeuwse satire hertaald door Ernst van Altena, Lalito, 2014.

Altena, Ernst van, Van den vos Reynaerde en Reinaert de vos, tweetalige studie-editie van de middeleeuwse satire. Comburgse handschrift Middelnederlands, hertaling Ernst van Altena modern Nederlands, Lalito, 2015.

Bouwman, André, Reinaert en Renart. Het dierenepos Van den vos Reynaerde vergeleken met de Oudfranse Roman de Renart. Amsterdam 1991. 2 dln. (Nederlandse Literatuur en Cultuur in de Middeleeuwen, 3). - [Proefschrift Leiden]

Bouwman, André, ‘Waarheid als een leugen’, recensie in Tiecelijn. Jaargang 6 (1993). p. 119-122.

Bouwman, André en Bart Besamusca, Reynaert in tweevoud. Deel I. Van den vos Reynaerde, Amsterdam, 2002.

Bouwman, André, ‘Boekbespreking door A.Th. Bouwman Van den vos Reynaerde. De speculaties, in: Voortgang. Jaargang 29. Stichting Neerlandistiek VU, Amsterdam 2011, p. 306-307.

Brinkman H. en J. Schenkel, Het Comburgse handschrift. Hs. Stuttgart, Würtenbergische Landesbibliothek, Cod. poet. et phil. 2 22. Diplomatische editie, Hilversum, 1997.

Buitenrust Hettema, F. en H. Degering, Zwolsche herdrukken no. 18 Van den vos Reynaerde. Tweede herziene druk. Uitgegeven naar het Comburgse en Darmstadse handschrift door Dr. F. Buitenrust Hettema naar het Dykse handschrift door H. Degering, Zwolle, 1921.

Caparts, Jean, ‘Un mythe Egyptien dans le Roman de Renart?’, in: Comptes rendus des séances de l'Académie des Inscriptions et de Belles-Lettres, (1921), p. 113-118.

Daele, Rik van, Ruimte en naamgeving inVan den vos Reynaerde’. Gent 1994. (Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde, Reeks iii, 42). - [Proefschrift Leuven].

Daele, Rik van, ‘De robotfoto van de Reynaertdichter. Bricoleren met de overgeleverde wrakstukken: “cisterciënzers”, “grafelijk hof” en “Reynaert-materie”’. Tiecelijn. Nieuwsbrief voor Reynaerdofielen 18 (2005), p. 179-205.

Dufournet, J., A. Méline, Le roman de Renart. Texte établi et traduit. Introduction, notes, bibliographie et chronologie, Parijs, 1985.

Hellinga, W. Gs, Van den vos Reynaerde. Diplomatisch uitgegeven naar de bronnen vóór het jaar 1500, Zwolle 1952.

Hellinga, W. Gs, ‘Wie was Willem die de Reynaert schreef?’, in: Oudheidkundige kring ‘De vier Ambachten, Hulst, Jaarboek 195, p. 11-23.

Hellinga, W. Gs, ‘Het laatste woord is aan Firapeel’, in: Maatstaf.Maandblad voor letteren, 6de jaargang, 1958 / 1959, p. 353-373.

Historische woordenboeken: Oudnederlands Woordenboek (500-1200),

Vroegmiddelnederlands Woordenboek (1200-1300),

Middelnederlandsch Woordenboek (1250-1550,

Woordenboek der Nederlandsche Taal (1500-1976)

Woordenboek der Friese Taal (1800-1975).

http://gtb.inl.nl/search/#.

Janssens, J., Rik van Daele, Veerle Uyttersprot en Jo de Vos, Van den vos Reynaerde. Het Comburgse handschrift. Leuven 1991.

Janssens, J. en R. van Daele, Reinaerts streken: van 2000 voor tot 2000 na Christus. Leuven 2001.

King, P.K., ‘De Verkeerde Wereld in Van vos Reynaerde’, in: De Nieuwe Taalgids. Jaargang 70 (1977), p. 295-296.

Kok, Ina, Woodcuts in Incunabula Printed in the Low Countries (4 Vols.), Uitgever: Brill, Hes & De Graaf, 2013.

Langereis, Sandra, De woordenaar Christoffel Plantijn, s werelds grootste drukker en uitgever, 1520-1589, Amsterdam, 2014.

Lulofs, F., Van den vos Reynaerde. De tekst kritisch uitgegeven met woordverklaring, commentaar en tekstkritische aantekeningen, Groningen, 19852 (eerste oplage 1983).

Maesschalck, Yvan de, Vossenlucht. Over Reynaertpersonages en hun fictionele aanverwanten. Gent, 2016.

Malfliet, Rudi, Van de Vos Reynaerde. De feiten, Antwerpen, 2010.

Menke, Hubertus, Bibliotheca Reinardiana. Teil I: Die europäischen Reineke-Fuchs-Drucke bis zum Jahre 1800. (Mit 260 Abbildungen und vier Karten). Stuttgart, Dr. Ernst Hauswedell & Co. Verlag, 1992.

Muller, J.W., Critische commentaar op Van den vos Reinaerde naar de thans bekende handschriften en bewerkingen. Utrecht 1917.

Muller, J.W., Van den vos Reynaerde. Critisch uitgegeven. Inleiding met aantekeningen, lijst van eigennamen, tekst. Derde, opnieuw herziene en vermeerderde druk met XVIII platen en een kaart, Leiden, 1944.

Nieuwenhuis, Mark, Ysengrimus. Uit het Latijn vertaald door Mark Nieuwenhuis, Amsterdam, 1997, (Griffioenreeks).

Rijns, Hans, ‘Of hi den credo niet en wel las’, in: Tiecelijn Jaargang 12 (1999), p. 162-176.

Rijns, Hans, De gedrukte Reynaerttraditie. Een diplomatische en synoptische uitgave naar de bronnen vanaf 1479 tot 1700. Bezorgd door Hans Rijns naar de bronnen van 1479 tot 1700 met een Ten geleide door Paul Wackers, Hilversum, 2007.

Rijns, Hans, ‘Reynaerts historie, strikt voor volwassenen. De verminking van een fel realistisch epos’, in: Tiecelijn. Jaarboek 8 (2015) van het Reynaetgenootschap, p. 99-118.

Rijns, Hans en Willem van Bentum, Het leven en de fabels van Esopus. Teksteditie met inleiding, hertaling en commentaar door Hans Rijns, Hilversum, 2016.

Rijns, Hans, ‘Fabels in dierenepen. Hergebruik van bestaande verhalen’, in: Tiecelijn. Jaarboek 10 (2017), p. 115-116.

Streuvels, Stien, Van den vos Reynaerde. Naar verschillende uitgaven van het Middeleeuwse epos herwrocht door Stein Streuvels. Met een inleiding van prof.  dr. J.W. Mulder en verlucht met randen en teekeningen door B.W. Wierinck. Amsterdam, zonder jaartal (= 1910).

Verhuyck, Paul, ‘Ecbasis Captivi in het Nederlands vertaald’, in: Tiecelijn 13 Sint-Niklaas, 2000, p. 33-34.

Wackers, Paul, ‘Reynaert de vos’, in: Gerritsen & Van Malle, Van Aoil tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst, Nijmegen, 1983.

Wackers, Paul, De waarheid als leugen. Een interpretatie van Reynaerts historie. Utrecht 1986. - [Proefschrift Nijmegen].

Wackers, Paul, ‘Ten geleide’, in: De gedrukt Nederlandse Reynaerttraditie. Een diplomatische en synoptische uitgave naar de bronnen vanaf 1479 tot 1700, bezorgd door Hans Rijns met een Ten geleide door Paul Wackers, Hilversum, 2007.